IMG_7755.jpg

In een organisatietraject binnen de Universiteit Utrecht dat leren en ontwikkelen aanmoedigt, bedenk en schrijf ik rubrieken en verhalen die de medewerkers hopelijk aanzetten tot nadenken over wat leren en ontwikkelen allemaal kan inhouden.

Eind 2019 maakte ik samen met Gonzalo Sainz Sotomayor en Sebastiaan ter Burg een eindejaarsspecial in de vorm van een krant. In deze krant staan onder andere alle eerder online gepubliceerde verhalen en impressies, maar ook nieuwe interviews en een overzicht van alle georganiseerde activiteiten.

Het stuk hiernaast, komt uit de rubriek Van vijf tot negen. Deze rubriek gaat over ontwikkeling en leren na werktijd. Wat doen de collega’s dan? En hoe worden ze hier steeds beter in?

17 tot 9: De wind in de wilgen

Jos Lieffering zijn nieuwe regenjas blijkt niet helemaal waterdicht. Het lijkt hem niet te deren. Op zaterdagochtend staat hij om half tien in de regen wilgen te knotten op de Lekdijk (‘Ik ga voor de dikke, ik kom hier niet om luciferhoutjes te zagen’). Als hij moe is, neemt hij pauze en gaat hij bovenop een kale wilg zitten om naar de vogels te kijken. 

Van Houten naar de Lekdijk is het maar een kwartier. De regen klettert op de voorruit. Jos legt uit waarom hij zeventien jaar geleden met het knotten is begonnen: ‘Op mijn zesendertigste ging voetballen niet meer en een paar jaar later zag ik in een krantje een oproep van Natuur en Vogelwerk Dordrecht: “Vrijwilligers gezocht voor wilgen knotten in de Biesbosch”. Daar heb ik me voor aangemeld.

Als je de hele week op kantoor zit, is het lekker om buiten te werken en daarna moe te zijn. En je staat midden in de natuur. Voor het knotten kwamen we in gebieden in de Biesbosch waar andere mensen niet mochten komen. Ik heb een bever zien zwemmen en mijn eerste ijsvogeltje gezien, prachtig. Als je in een boom zit, zie je van alles.’

Jos leerde het knotten door het uit te proberen. ‘Van de organisatie krijg je een helm, een zaagje en handschoenen - want die zaagjes zijn listig scherp en in Dordrecht vertelden twee mannen die de leiding hadden een beetje hoe het werkte. Daarna moesten we het gewoon gaan doen. Ik zal het zo laten zien. Met het weer moet je het een beetje treffen. Het moet bizar weer zijn, wil het afgezegd worden. Als het stormt is het gevaarlijk en als het net gevroren heeft, kan het verraderlijk zijn. Zo heb ik eens een flinke stam op mijn arm gekregen, de tak viel niet om, maar knapte, omdat de sapstromen bevroren waren. Dat weet je dan. Mijn favoriete knotweer is van dat zonnige, tegen het vriezen aan en niet al te veel wind.’

Uit de achterbak pakt hij zijn nieuwe regenjas, ‘benieuwd hoe het houdt’, regenlaarzen en zijn eigen helm, die hij inmiddels heeft aangeschaft. Op het erf, onderaan de dijk, hebben zich al een stuk of twaalf vrijwilligers verzameld onder een afdakje. Op een oude grasmaaier ligt de presentielijst  - ‘voor de verzekering’- waar Jos alleen zijn voornaam opschrijft en als opzichter Jaap het startsein geeft, stuiven de mensen naar het eerste veld.

Jos wijst naar een wilg in de hoek: ‘Ik ga voor de dikke, ik kom hier niet om luciferhoutjes te zagen!’ lacht hij. Ergens naast het afdakje vindt hij een ladder en als we eenmaal bij de wilg staan laat hij zien hoe hij het doet: Eerst de kleine takjes, altijd haaks zagen, liefst niet boven je macht, en bij dikkere takken niet te dicht bij de stam zagen, om te voorkomen dat de bast te ver meegetrokken wordt, of zelfs de stam scheurt. Dit is een redelijk recent geknotte wilg: ‘Kijk, je ziet de ringen in de takken, deze is twee a drie jaar oud.’

Elke knotwilg moet je bijhouden, maar na zeventien jaar knotten staat Jos nog steeds verbaasd van het groei vermogen van gescheurde of half dode wilgen. Nieuwe knottechnieken leert hij niet echt meer. ‘Jaap roept mij wel altijd als er iets bijzonders moet gebeuren, een wilg die over een slootje hangt of een hele oude, omdat hij weet dat ik dat leuk vind, maar echt nieuwe dingen..

Ja, ik zou met een motorzaag kunnen leren zagen, maar daar heb ik geen zin in, ik houd van het handwerk. En als ik na het knotten op een kale wilg zit, geniet ik van het uitzicht, dat is altijd nieuw. Vogels vind ik schitterende beesten. Die geven me zo’n gevoel van vrijheid. Als ik meer vrije tijd heb, wil ik me verder verdiepen in de soorten en hun roep. Er zijn vogels die je wel hoort, maar bijna nooit ziet!’